Deventer in oorlogstijd

Deventer in oorlogstijd

Hoewel Deventer een langlopende en soms roerige historie kent, zijn maar weinig gebeurtenissen zo ingrijpend geweest als de Tweede Wereldoorlog. Onze stad had een strategische ligging voor Nazi-Duitsland en heeft zowel zware bezetting als hevige bombardementen doorgemaakt. In deze longread doorlopen we Deventer in oorlogstijd, vanaf de start van de oorlog in 1940 tot de bevrijding en wederopbouw.

De Duitsers komen

De inval van de Duitsers kwam voor Deventer niet als een verrassing. Al vanaf 1936 werden voorbereidingen getroffen door verdedigingswerken te plaatsen. De IJssellinie werd opgericht om weerstand te bieden aan de dreigende inval van de Duitsers. Er werden explosieven geplaatst onder de bruggen, de Worp en Steenenkamer werden geëvacueerd en voorzien van mijnenvelden en de overzijde van de IJssel werd voorzien van kazematten: grote betonnen bunkers die samen een verdedigingslinie vormden. Deventer stond op scherp.
Op 10 mei 1940 viel Duitsland het oosten van Nederland binnen. Hoewel de stad zich zo goed mogelijk had voorbereid op deze dag, werd men verrast door de afschrikwekkende pantsertrein die de Duitsers gebruikten om een gat in de vaderlandse verdediging te slaan. Met het omzetten van wissels, de geplaatste blokkades én het opblazen van de bruggen leken de Duitsers op afstand te blijven. Het werk mocht echter niet baten: De Duitsers denderden voort zonder vaart te minderen en wisten bij Zutphen alsnog de rivier over te steken. Met overrompelend geweld werd Deventer en omstreken platgedrukt: een dag later, op 11 mei 1940, was de strijd al voorbij.

De spoorbrug in puin

De spoorbrug in puin

Etty Hillesum

Zoals in zoveel Nederlandse steden kon het Nederlandse volk aan het begin van de Tweede Wereldoorlog in grote lijnen haar dagelijkse leven voortzetten. Daar kwam in de loop van de eerste twee jaren verandering in, toen de Duitsers met de dag harder ingrepen en steeds meer nare en soms bizarre maatregelen invoerden. Zo ook in Deventer, waar in 1941 de synagoge in de Golstraat kort en klein werd geslagen door NSB-ers.

Er woonden vóór de oorlog zo’n 500 joden in de gemeente Deventer. Eén van hen was Etty Hillesum, die samen met haar familie in 1924 in Deventer kwam te wonen. Haar vader werd hier aangesteld als directeur van het Stedelijk Gymnasium. Nadat Etty Hillesum haar diploma had gehaald, vertrok ze naar Amsterdam om te studeren. Hoewel Hillesum niet is gearresteerd om haar joodse komaf, meldde zij zich in 1942 uit solidariteit met andere joden vrijwillig bij kamp Westerbork. Een jaar later werden zij en haar familie gedeporteerd naar kamp Auschwitz, waar Hillesum op 30 november 1943 om het leven kwam. Van de 500 joden die vóór de oorlog in Deventer woonden, waren er in oorlogstijd 401 om het leven gebracht.

Etty Hillesum

Etty Hillesum

Richting de vrijheid

In 1944 werd in de bossen van Lettele een V1-lanceerbasis ingericht. In de Nieuwstraat werd het Rijksbureau Afvoer Regerings Apparaat gevestigd, kortweg BARA. Het BARA werd opgericht om regeringsinstellingen uit Den Haag te evacueren, mocht dat nodig zijn. De Duitsers zagen in dat Den Haag makkelijk overrompeld kon worden door de geallieerden dan Deventer. Een deel van het Ministerie van Financiën werd in oorlogstijd ondergebracht in een schoolgebouw aan de Twickelostraat. Dit ministerie en de pas gevestigde politieopleiding in Schalkhaar stonden onder toezicht van NSB-kopstuk Rost van Tonningen, die destijds in Diepenveen woonde.

Al deze ontwikkelingen maakten Deventer een belangrijk doelwit voor de geallieerden. In het najaar van 1944 werd daarom herhaaldelijk geprobeerd om de spoorbrug te bombarderen, zodat het Duitse transport werd gehinderd. Door het sterke Duitse luchtafweergeschut waren de geallieerden echter genoodzaakt om hoog over te vliegen, waardoor niet de spoorbrug, maar alles eromheen werd vernietigd. Van de ongeveer 11.000 woningen in Deventer bleven er slechts 2.500 onbeschadigd. Er vonden in totaal vijftien bombardementen plaats, waarbij 154 doden vielen. Dat waren voornamelijk bejaarden uit de gebombardeerde bejaardenhuizen in de stad.

Zicht op de stad Deventer in oorlogstijd

Oorlogstijd

Deventer kende een levendige verzetsbeweging die voornamelijk bestond uit jonge studenten van de Koloniale Landbouwschool. Zij probeerden de Duitsers zoveel mogelijk te hinderen. Dat kon met kleine activiteiten, zoals het traag uitvoeren van opdrachten, tot het vervalsen van papieren en het vernielen van voorraden. Bekende verzetsstrijders uit Deventer waren onder andere Gerrit ter Horst, Bé van den Dool, Jan-Willem Gerritsen en Jan Koster.

Op 10 april 1945, toen Deventer de vrijheid in de ogen keek, voltrok zich nog een laatste, tragische gebeurtenis. Acht verzetsstrijders hielden zich verscholen in een magazijn van de Twentol Smeerolie-Industrie. Zij wilden één van de bruggen over het Overijssels kanaal verdedigen omdat men dacht dat de Canadezen die bruggen zouden gebruiken voor de bevrijding. In de nacht van 9 op 10 april raakten de verzetsstrijders verstrikt in een vuurgevecht met Duitse soldaten, waarbij brand uitbrak in het magazijn. Twee van hen kwamen om het leven, één is ontsnapt en vijf werden opgepakt. Op 10 april, slechts een halfuur vóór de bevrijding, werden deze vijf achter het slachthuis aan de Snipperlingsdijk omgebracht. Deze gebeurtenis staat bekend als het Twentol-drama.

De wederopbouw

Een klein halfuur later werd Deventer bevrijd door de Canadese Zevende Brigade, onder leiding van generaal T.G. Gibson. Op 4 mei capituleerde de Duitse admiraal Von Friedeburg, waarna heel Nederland vrij was.

Na een overdonderend gevoel van vrijheid, blijheid, rouw en verdriet, was het tijd voor de wederopbouw. Van de mooie, historische stad was na de oorlog weinig over; Deventer lag er treurig bij. Het herstel kostte veel tijd, geld en energie, maar ook veel bouwmaterialen waaraan een groot tekort was. Het Nieuwe Bouwen van de jaren 50 deed zich aan, met ruimte voor nieuwe materialen en nieuwe vormgeving. Voorbeelden daarvan zijn de oude schouwburg op het Grote Kerkhof en het ziekenfondsgebouw op de Brink. In woonwijken betekende het Nieuwe Bouwen vooral de komst van flatwoningen. In 1950 werden de eerste portiekflats aan de Ceintuurbaan gebouwd. Ook op andere plekken in de stad werden flats gebouwd met drie tot vier woonlagen. De eerste écht hoge flat stamt uit 1958 en telde acht verdiepingen. Na de afschaffing van de Vestingwet vóór de oorlog, kon er ook buiten de oude stadsmuren gebouwd worden. Die werkzaamheden werden nu hervat. In korte tijd werden ontzettend veel arbeidswoningen gebouwd. Deventer werd uitgebreid met het Rode Dorp, de Burgemeestersbuurt, de Driebergenbuurt, Knutteldorp, Hoornwerk, de Rivierenwijk, de Zandweerd en Tuindorp.
In 1960 werd de grens met Diepenveen gewijzigd, waardoor er plaats vrijkwam voor meer woonwijken. De Deltawijk, Keizerslanden, Borgele en Platvoet werden gesticht. Ook in deze wijken werden voornamelijk flats gebouwd, soms met wel elf verdiepingen.

De hoogte in

De hoogte in

In een notendop vertellen we je over de oorlogstijd in Deventer. Maar we zijn ook benieuwd naar jouw verhaal. Heb jij een verhaal uit de oorlog of beeldmateriaal van vroeger? Deel het dan met ons via de reacties of via Facebook. Alvast bedankt!

Met veel dank aan de canon van Deventer en SERC.